- arrêter
- arrêter [aarettee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 stilhouden ⇒ stoppen, blijven staan2 ophouden (met)♦voorbeelden:2 arrêter de lire • ophouden met lezenII 〈overgankelijk werkwoord〉1 tegenhouden ⇒ ophouden, stilzetten2 arresteren ⇒ aanhouden3 bepalen ⇒ vaststellen, afspreken4 in de rede vallen5 〈rekening〉afsluiten♦voorbeelden:1 arrêter ses regards sur qc. • zijn blik op iets gevestigd houdenarrêter sa voiture • zijn auto tot stilstand brengen3 arrêter son choix • zijn keus bepalen〈onpersoonlijk〉 il a été arrêté que • er is besloten datle maire arrête que • de burgemeester verordent datIII s'arrêter 〈wederkerend werkwoord〉1 blijven staan ⇒ stilhouden, stoppen2 ophouden3 zich ophouden (met) ⇒ zich bezighouden (met)♦voorbeelden:1 ma montre s'arrête • mijn horloge blijft stilstaan3 s'arrêter à des détails • stil blijven staan bij detailss'arrêter à une décision • bij een beslissing blijven1. v1) stoppen, blijven staan2) ophouden (met)3) tegenhouden4) arresteren5) bepalen6) in de rede vallen7) afsluiten [rekening]2. s'arrêterv1) blijven staan, stoppen2) ophouden3) zich bezighouden (met)
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.